‘Maak even die fles open,’ zegt mijn gastheer. Hij heeft een prachtige Sauvignon Blanc uit 2006 meegenomen, maar de fles is warm en buiten is het nog steeds 34 graden Celsius, ook al is het tien uur ’s avonds. We rijden naar een park. Terwijl ik met veel moeite de fles ontkurk, zegt hij grijnzend: ‘Vijftig stokslagen als we worden gepakt.’
‘Sorry?’
‘Dat is de straf voor het drinken van alcohol.’
‘Vijftig stokslagen?’ Ik heb eigenlijk geen zin in warme wijn.
‘Ach, niemand verwacht dat je tijdens Ramadan rijdend in een auto alcohol drinkt. Je moet altijd het onverwachte doen.’
De fles is inmiddels ontkurkt, er zit niets anders op dan hem zo snel mogelijk leeg te drinken. Ik spoel twee longdrinkglazen om en schenk het zijne vol. Het is mijn derde dag in Khartoum. We rijden langs deli’s en cafés die zo in Miami of New York hadden kunnen staan. En langs het Corinthia hotel, dat eruit ziet als een soort ruimteschip, met marmeren vloeren. Het werd nog geen vijf jaar terug gebouwd door Seif al-Islam Khaddafi, inclusief een ‘Sirte room’ en een ‘Benghazi room’. Mocht hij nu willen, Seif, dat hij in dat Benghazi verbleef.
Maar die middag heeft mijn gastheer – die anoniem moet blijven – me ook het andere gezicht van Khartoum laten zien: kilometers en kilometers lemen hutten, vaak met ommuring, aan zandrode wegen met kuilen en bergen vuil. Soedanezen komen nog steeds massaal naar de stad; hier is elektriciteit, hier zijn de goede ziekenhuizen en scholen. Noord-Soedan maakte een groeispurt door toen in 2005 olie vrij kwam, maar toen vorig jaar het zuiden zich losmaakte van het noorden, ging ook driekwart van de olie-inkomsten verloren. De regering zit op zwart zaad en probeert dat te verhalen op haar burgers.
Mijn gastheer klokt een tweede en dan een derde glas achterover. We parkeren bij een park. Er waait een koel briesje, al zal het kwik pas na middernacht tot onder de dertig graden zakken. Hier komen hij en zijn vrienden iedere avond. Ze hebben ontwikkelingswetenschappen gestudeerd, of politicologie. Geen van hen beschikt over de juiste connecties en dus heeft de één drie baantjes als docent, is de ander werkeloos, en ontvluchtte de derde het land om alleen zomers terug te keren om zijn vrouw en kinderen te zien. Ze hebben één ding gemeen: ze zijn allemaal tegen het regime.